Mgr. Trudo Jans
Op 4 november 1877 wordt Johannes Jans geboren te Zussen en
dezelfde dag gedoopt door pastoor Nicolaï. Hij is het vijfde kind van zes:
twee jongen en vier meisjes. Zijn vader
is Machiel, metselaar en op dat ogenblik 43 jaar. Zijn moeder is Margarita Tans of Grit van Meije 37 jaar oud. Zij woonden zoals de meesten mensen in een klein mergelhuisje in
de Heerenstraat de latere Mgr.-Trudo-Jansstraat, dicht bij het Kerkgenkske en dus ook kort bij de kerk.
Hij verschilt niet zoveel van de kwajongen van zijn leeftijd zoals zijn
jeugdvrienden Kleu (Nicolas Slangen) en neef Teije van Meije (Mathijs
Vanderstraeten, broer van de oudere Machiel, de latere koster), maar toch valt
hij al vroeg op om zijn godvrucht. Ze durven hem al eens “pater” verwijten.
Vader is metselaar in Luik en kleine landbouwer thuis. Was het een arbeidsongeval? Op 23-juni 1892 bereikt dit gezin het verschrikkelijk nieuws dat het levenloze lichaam van zijn vader, de enige kostwinner gevonden is in de Maas aan een sluis bij de “Fonderie Royale de Canons” Quai Saint-Leonard te Luik. Op dat ogenblik studeert zijn broer Machiel latijn in Saint-Roch om later priester te worden. En toch lukt het hem om met de hulp van zijn omgeving o.a. familie, de paters van Rekem en de pastoor van Zussen om priester te worden.
Vader is metselaar in Luik en kleine landbouwer thuis. Was het een arbeidsongeval? Op 23-juni 1892 bereikt dit gezin het verschrikkelijk nieuws dat het levenloze lichaam van zijn vader, de enige kostwinner gevonden is in de Maas aan een sluis bij de “Fonderie Royale de Canons” Quai Saint-Leonard te Luik. Op dat ogenblik studeert zijn broer Machiel latijn in Saint-Roch om later priester te worden. En toch lukt het hem om met de hulp van zijn omgeving o.a. familie, de paters van Rekem en de pastoor van Zussen om priester te worden.
Zijn droom priester worden
In september 1892 wordt hij door zijn moeder en Katrien naar Maastricht gebracht op weg naar het college van de Minderbroeders in Lokeren. Pas vier jaar later mag hij enkele dagen met Zussenkermis naar huis komen en vertrekt begin september 1896 naar het noviciaat in Tielt onder de naam van FraterTrudo. Officieel treedt hij in de Orde van de Minderbroeders op 20 september 1896. Daarna volgt Rekem waar hij wijsbegeerte studeert. Zijn priesteropleiding gaat verder in Sint-Truiden, waar hij ziek wordt. Daarom keert hij om gezondheidsredenen terug naar Rekem en wordt priester gewijd op 8 september 1903 Hij blijft nog even in Rekem en vertrekt in oktober 1903 naar Turnhout om eind 1904 in Antwerpen terecht te komen . Dan is hij volledig hersteld en opgeleid.
In september 1892 wordt hij door zijn moeder en Katrien naar Maastricht gebracht op weg naar het college van de Minderbroeders in Lokeren. Pas vier jaar later mag hij enkele dagen met Zussenkermis naar huis komen en vertrekt begin september 1896 naar het noviciaat in Tielt onder de naam van FraterTrudo. Officieel treedt hij in de Orde van de Minderbroeders op 20 september 1896. Daarna volgt Rekem waar hij wijsbegeerte studeert. Zijn priesteropleiding gaat verder in Sint-Truiden, waar hij ziek wordt. Daarom keert hij om gezondheidsredenen terug naar Rekem en wordt priester gewijd op 8 september 1903 Hij blijft nog even in Rekem en vertrekt in oktober 1903 naar Turnhout om eind 1904 in Antwerpen terecht te komen . Dan is hij volledig hersteld en opgeleid.
Op weg als missionaris naar China
Op 10 februari 1907 krijgt hij eindelijk toelating om als missionaris naar China te vertrekken. Begin maart zijn dan de dagen om afscheid te nemen van medebroeders, de parochie Zussen en de familie. Op 12 maart 1907 heeft het pijnlijk afscheid plaats in Lommel van moeder, zus Katrien en nicht Irma. Met een rijtuig vertrekt hij met Pater Clementianus De Vuyst van uit Lommel naar Weert. Broer Machiel, kapelaan in Lommel vergezelt hen tot Keulen. In Weert vervoegen zich drie reisgezellen (Paters Columbanus, Fortunatus en Theodulus) ook op weg als missionaris naar China in het onherbergzame missiegebied van de Minderbroeders in de bergen. Van Weert gaat de reis per trein naar Keulen, Basel, Luzern, Chiasso, Milaan, Rome (Audiëntie bij Paus Pius X), Napels. Op goede vrijdag 29 maart 1907 schepenen ze in te Napels. Met het schip "Bayern" varen ze richting Shanghai.
Aanlegplaatsen zijn Port Said, Colombo (Sri-Lanka) op 11 april 1907, Penang (Maleisië), Singapore (tussen Maleisië en Indonesië), Hongkong (26 april 1907 en Sjanghai op 28 april 1907.
Op 1 mei 1907 wordt er verder gevaren met de MeiDah richting Hankow (Hankou) op de Blauwe Stroom (Yangtse) met aankomst op 5 mei 1907. Om middernacht dezelfde dag vaart de boot richting Ichang (Yichang) met aankomst en eindbestemming op 9 mei 1907 om 12.00.
Op 10 februari 1907 krijgt hij eindelijk toelating om als missionaris naar China te vertrekken. Begin maart zijn dan de dagen om afscheid te nemen van medebroeders, de parochie Zussen en de familie. Op 12 maart 1907 heeft het pijnlijk afscheid plaats in Lommel van moeder, zus Katrien en nicht Irma. Met een rijtuig vertrekt hij met Pater Clementianus De Vuyst van uit Lommel naar Weert. Broer Machiel, kapelaan in Lommel vergezelt hen tot Keulen. In Weert vervoegen zich drie reisgezellen (Paters Columbanus, Fortunatus en Theodulus) ook op weg als missionaris naar China in het onherbergzame missiegebied van de Minderbroeders in de bergen. Van Weert gaat de reis per trein naar Keulen, Basel, Luzern, Chiasso, Milaan, Rome (Audiëntie bij Paus Pius X), Napels. Op goede vrijdag 29 maart 1907 schepenen ze in te Napels. Met het schip "Bayern" varen ze richting Shanghai.
Aanlegplaatsen zijn Port Said, Colombo (Sri-Lanka) op 11 april 1907, Penang (Maleisië), Singapore (tussen Maleisië en Indonesië), Hongkong (26 april 1907 en Sjanghai op 28 april 1907.
Op 1 mei 1907 wordt er verder gevaren met de MeiDah richting Hankow (Hankou) op de Blauwe Stroom (Yangtse) met aankomst op 5 mei 1907. Om middernacht dezelfde dag vaart de boot richting Ichang (Yichang) met aankomst en eindbestemming op 9 mei 1907 om 12.00.
Missionaris in China
Vanaf nu moet hij Chinees met de Chinezen worden. Hij neemt zijn eerste opdracht op als onderpastoor van Tan-Tse-San vanaf Pinksteren (19 mei 1907) bij P. Hubertus Adons. Na zijn proeftijd fungeert hij als pastoor in Ia-Tsio-Lin, vervolgens in Si-Cha-Ho (Xishane) in 1909 en tenslotte in 1910 te Lanpin. Van ziekte wordt hij ook niet gespaard. In september 1908 krijg hij dysenterie en moet opgenomen worden in het ziekenhuis van Hankow. In 1911 krijg hij de waterpokken. In januari 1915 wordt hij deken in Houa-Li-Lin (Hualiling).
De onlusten van de burgeroorlog bereiken ook Houa-Li-Lin eind 1917 en het blijft er onrustig tot februari 1921.
In november 1921 wordt hij benoemd tot provinciaal commissaris van de missie Hupeh (Hubei). Na veertien jaar actief missieleven in de bergen wordt hij nu bureaucraat in het zonovergoten Ichang (Yichang).
Vanaf nu moet hij Chinees met de Chinezen worden. Hij neemt zijn eerste opdracht op als onderpastoor van Tan-Tse-San vanaf Pinksteren (19 mei 1907) bij P. Hubertus Adons. Na zijn proeftijd fungeert hij als pastoor in Ia-Tsio-Lin, vervolgens in Si-Cha-Ho (Xishane) in 1909 en tenslotte in 1910 te Lanpin. Van ziekte wordt hij ook niet gespaard. In september 1908 krijg hij dysenterie en moet opgenomen worden in het ziekenhuis van Hankow. In 1911 krijg hij de waterpokken. In januari 1915 wordt hij deken in Houa-Li-Lin (Hualiling).
De onlusten van de burgeroorlog bereiken ook Houa-Li-Lin eind 1917 en het blijft er onrustig tot februari 1921.
In november 1921 wordt hij benoemd tot provinciaal commissaris van de missie Hupeh (Hubei). Na veertien jaar actief missieleven in de bergen wordt hij nu bureaucraat in het zonovergoten Ichang (Yichang).
Daar ben ik geen man voor.
Per telegram van uit Rome wordt hem op 20 december 1923 gemeld dat hij benoemd wordt tot apostolisch vicaris van Hupeh (Hubei) ter vervanging van Mgr. Modest Everaerts die kort na een beroerte overleden was op 27 oktober 1922. Hij wordt tot bisschop gezalfd te Chang-Sha (Ichang-cha Houlan) op 1 mei 1924.
Per telegram van uit Rome wordt hem op 20 december 1923 gemeld dat hij benoemd wordt tot apostolisch vicaris van Hupeh (Hubei) ter vervanging van Mgr. Modest Everaerts die kort na een beroerte overleden was op 27 oktober 1922. Hij wordt tot bisschop gezalfd te Chang-Sha (Ichang-cha Houlan) op 1 mei 1924.
Zijn laatste en tragische reis
De voortdurende politieke instabiliteit, het machtsvacuüm en het rondzwerven van soldaten en roversbendes blijft aanhouden met plunderingen van vele residenties. In een van de rustigere ogenblikken waagt hij zich aan een herderlijke bezoek in de bergen eerst aan Shihnan, de prefectuurstad. Het is hier dat hij op 12 juli 1929 zijn laatste brief schrijft aan zijn familie.
Van hieruit reist hij verder naar de residentie van Bruno van Weert. Helaas de verkeerde Mgr. op de verkeerde plaats op het verkeerde ogenblik. Hij wordt een van de dodelijke slachtoffers van een brutale roofoverval bij valavond van maandag 9 september 1929 op de missiepost van Siao-Tang (Xiaotang), samen met missionarissen Bruno Van Weert van Vlijtingen en Rupertus Fynaerts en drie parochianen.
Later zal Pater Marinus Adons een verslag neerschrijven waarin hij gedetailleerd de feiten en de overbrenging naar Ichang van de gekiste lichamen met enkele dragers in bijzonder moeilijke omstandigheden door de bergen en per Chinese schuit.
Op Maandag 21 oktober 1929 heeft dan de plechtige begrafenis plaats in de kathedraal van Ichang (Yichang) met drie bischoppen Mgr. Massi, bisschop van Hankow celebrant, Mrg. Jantzen en Mgr. Galvin in een nokvolle kerk. Nog indrukwekkender was de rouwstoet die de drie helden naar hun laatste rustplaats vergezelde.
Gedurende de vijf jaren van zijn bisschopsambt kon hij niet met grote realisaties uitpakken in dit verscheurde en onrustige land. Het was vaak overleven met de Christene gemeenschap en alles in stand en leefbaar houden. Niettegenstaande al die praktische beslommeringen stond hij aangeschreven als een “heilig man”, een nederig karaktermens.
De voortdurende politieke instabiliteit, het machtsvacuüm en het rondzwerven van soldaten en roversbendes blijft aanhouden met plunderingen van vele residenties. In een van de rustigere ogenblikken waagt hij zich aan een herderlijke bezoek in de bergen eerst aan Shihnan, de prefectuurstad. Het is hier dat hij op 12 juli 1929 zijn laatste brief schrijft aan zijn familie.
Van hieruit reist hij verder naar de residentie van Bruno van Weert. Helaas de verkeerde Mgr. op de verkeerde plaats op het verkeerde ogenblik. Hij wordt een van de dodelijke slachtoffers van een brutale roofoverval bij valavond van maandag 9 september 1929 op de missiepost van Siao-Tang (Xiaotang), samen met missionarissen Bruno Van Weert van Vlijtingen en Rupertus Fynaerts en drie parochianen.
Later zal Pater Marinus Adons een verslag neerschrijven waarin hij gedetailleerd de feiten en de overbrenging naar Ichang van de gekiste lichamen met enkele dragers in bijzonder moeilijke omstandigheden door de bergen en per Chinese schuit.
Op Maandag 21 oktober 1929 heeft dan de plechtige begrafenis plaats in de kathedraal van Ichang (Yichang) met drie bischoppen Mgr. Massi, bisschop van Hankow celebrant, Mrg. Jantzen en Mgr. Galvin in een nokvolle kerk. Nog indrukwekkender was de rouwstoet die de drie helden naar hun laatste rustplaats vergezelde.
Gedurende de vijf jaren van zijn bisschopsambt kon hij niet met grote realisaties uitpakken in dit verscheurde en onrustige land. Het was vaak overleven met de Christene gemeenschap en alles in stand en leefbaar houden. Niettegenstaande al die praktische beslommeringen stond hij aangeschreven als een “heilig man”, een nederig karaktermens.